’s Morgens loop ik naar de bushalte voor misschien de laatste rit met buslijn 9 naar het centrum van Paramaribo. Het kleine hondje, hier zeggen ze ‘mijn’ hondje, loopt mee naar de bushalte. Ze loopt vooruit en kijkt steeds achterom, waarschijnlijk denkt ze dat ik naar de afhaal Javaan ga. Bij de kruising stop ik en ze kijkt me verbaasd aan. Snel komt de bus en met een armzwaai stopt de chauffeur precies waar ik sta. Ik stap in en ga vlak tegenover de deuropening zitten. Bedroefd kijkt de hond mij aan door de open deur. Even denk ik dat ze ook in zal stappen. Passagiers roepen al: “kssst” tegen de hond. Snel kijk ik dan maar de andere kant op, ik vrees dat ze anders echt in de bus stapt of onder de wielen komt. Straks op de terugweg zal ik wat lekkers voor haar meenemen.
Al sinds half november zie ik de kerstversieringen hangen in de stad en in de winkels. De eerste versieringen zag ik bij een Indonesische restaurant en daarna een kerststal bij de ingang van de bioscoop. Het is een vreemde gewaarwording als ik in een restaurantje zit, met een buitentemperatuur van 34 graden, de airco aan en dan kerstliedjes uit de plafondluidsprekers. Bing Crosby die van een witte Kerstmis droomt. Zou men hier weten hoe sneeuw er in het echt uitziet?
Op het Onafhankelijkheidsplein midden in de stad staat nu voor het derde jaar een grote kerstboom. Een dennenboom is het niet, het is een kunstmatige groene constructie met een ster bovenin, lampjes, slingers en overdadige versiering. Volgens de kranten is het een topattractie. Op mijn rondje door de stad ga ik daarom speciaal kijken naar de ‘kerstboom’.
Enigszins weemoedig loop ik door de stad, misschien nog souvenirs kopen bij Ready Tex? Ik kijk rond tussen de spullen, maar wat moet ik met dat houten slacouvert met inscriptie Suriname, of die pannenlap met de vlag, of een placemat met het wapen, of een kookboek met Surinaamse gerechten. Er staan wel mooie stukken houtsnijwerk maar die zijn boven het budget en passen niet in de bagage. Al mijn eigen herinneringen, het schrijfwerk en de foto’s zijn een beter aandenken.
Op het terras van hotel Spanhoek bestel ik voor de laatste keer nog maar een koffie en een uitsmijter. Vroeger kwam men de bestelling aan je tafel opnemen, nu zie ik bij de kassa een nieuw en nog glimmend bord hangen: “order here”. Een vorm van devaluatie van service.
Een schoon toilet in de stad vond ik altijd bij café Rituals in het Krasnapolsky hotel. Vroeger kostte dat 1 SRD, nu staat er een nieuw bordje: 1.50 SRD. De inflatie gaat hier snel. Alle buiten-tafels bij Rituals zijn bezet, dus ik installeer me met een grote mok koffie binnen in de airco-koelte met goed uitzicht naar buiten. Het is zaterdagmiddag en een bonte stoet van winkelende dames trekt voorbij. Een variatie in vorm en omvang die je alleen in Suriname ziet, van super slank en breekbaar tot en met enorme omvang in alle richtingen, naar achteren, naar voren en in de breedte. Maar allemaal gekleed of ze gelijk doorgaan naar de disco.
Desondanks bruist de stad op zaterdagavond niet van leven, nee het is uitgestorven. Ik wil gaan eten bij een wat beter multi-culinair restaurant waar ik eerder geweest ben. Helaas kan ik er niet terecht want men verwacht een complete bezetting van bruiloftsgasten. Dan loop ik maar door naar ’t Vat, bekend bij de toeristen, maar het is er saai. Onderweg wordt ik nat geregend door een korte regenbui. Bij ’t Vat krijg ik een stapel servetjes om me zelf af te drogen. Het menu ken ik daar nu wel, ik neem de ‘bami van ’t huis’, het is goed te eten maar niet bijzonder. Om het af te ronden steek ik schuin over naar het terras van Tangelo. Daar hebben ze uitstekende stukken fiyadu taart, maar helaas al op voor vandaag. Dan maar een kop koffie met een stuk ‘Polka cake’. Aan de overkant is het Princess Casino annex Hotel Ramada. Op de gevel hangt een geweldig groot en helder videoscherm, hier worden de fantastische aanbieding van Hotel en Casino kleurig op gepresenteerd. Als ik dat zo bekijk, bedenk ik dat ik misschien maar eens voor langere tijd naar Las Vegas toe moet. Op de terugweg van dit laatste rondje, op weg naar het opstappunt voor buslijn 9, zie ik de zwervers zich klaarmaken voor de nacht in de portieken. Paramaribo vaarwel en tot ziens.
Thuis wacht mijn hondje al op me, als ik de poort van het terrein open duw, komt ze kwispelend op me af. Ik heb knakworstjes voor haar meegenomen. Ze lust ze graag. Wij gaan elkaar missen.