In de donkere nacht draai ik mijn huisdeur op slot. De taxi rijdt over nauwelijks verlichte snelwegen naar de luchthaven. Op Schiphol is het op het vroege uur in de ochtend stil en ongezellig. Pas in het vliegtuig zie ik tekenen van het eerste daglicht, maar verder is er niets te zien boven de wolken. Ik sluit mijn ogen en dommel in slaap. Pas vlak voor de landing klaart het zicht en dan ligt het eiland er zonovergoten bij. Dan pas ontwaak ik. Mijn koffer komt als laatste van de bagageband. Buiten word ik direct als laatste passagier de op vertrek staande bus in gedreven. Het lijkt alsof ik van het donkere Nederland meteen, door het even sluiten van de ogen, op het mediterrane Griekse eiland Samos ben beland. Ik herken het landschap en de wegen weer. De buschauffeur zet me al bij de eerste stop voor de deur van mijn hotel af. Ik word welkom geheten door de Nederlands sprekende dame achter de receptiebalie en dan ben ik opeens ingecheckt in mijn kamer op de tweede verdieping. In een oogwenk heb ik mijn uitzicht van thuis verruild met een uitzicht op de bergen van het centrale deel van Samos. Op de voorgrond betonnen karkassen van gebouwen die ooit nog eens afgebouwd moeten worden.
Spookhotel
Als ik ’s morgens de ontbijtzaal van het hotel binnen loop, ben ik vaak de enige, geen andere hotelgast te zien. Ja, vaak ben ik vroeg. Het ontbijt staat klaar vanaf kwart over zeven en ik ben er dan voor half acht. Een mooie nieuwe dag moet je vroeg beginnen. Weinig geluid is nodig om de dame van de keuken te activeren. Met een haast gefluisterd ‘kalimera’, schuifelt ze de keuken uit om de laatste schalen op het buffet te zetten. Voor mijn ontbijt neem ik de tijd, drie keer langs het buffet en drie koppen koffie is toch het minimum. Al die tijd verkeer ik in de eenzaamheid en ik vraag me af: ‘ben ik de enige gast in het hotel?’ De receptie is verlaten, in de ruime lobby is niemand en de bar is nog gesloten. De deuren in de verlate lobby bewegen zachtjes door de tocht en maken een knarsend geluid. Aan het einde van deze middag, na een dag buiten te zijn geweest, tref ik weer een verlaten hotel aan. Mijn voetstappen echoën op de tegels in de lobby en worden gedempt door het tapijt op de trappen en in de gangen. Geen spoor van andere gasten of personeel te vinden. Blijkbaar is wel mijn kamer gedaan, want de gordijnen zijn gesloten en er hangt een schone handdoek. De badkamer is klein en de douche is krap. Aan twee kanten word ik ingeklemd klem tussen zeepbakje en kranen. Aan de andere twee kanten door het flapperende douchegordijn, wat nat aan je vastplakt. ’s Nachts heerst er stilte. Geen geluiden van andere kamers en de deuren van het balkon met dubbel glas dempen ieder geluid van buiten. ’s Morgens is het eerste wat ik hoor het gekwaak van kikkers, maar pas als ik de balkondeuren open zet. Een rustig hotel, zo meteen weer de eenzaamheid van het ontbijt.
Kokkari
Het dorpje aan de kust lijkt op een creatie van Disney. De boulevard is volgebouwd met restaurants en bar’s, pal aan het klotsende water van de Middellandse zee. Minstens veertig restaurants telt het toeristendorp. Terrassen met comfortabele stoelen bieden steeds een rustgevend uitzicht op de baai met de dobberende vissersbootjes. Als gast word je verwend volgens de Griekse gebruiken. Nog voordat je iets besteld hebt, krijg je een groot glas fris water. Bij de koffie komt een plakje cake. Bij het afrekenen van de avondmaaltijd komt er een stukje gebak of dessert van het huis. Een schiereilandje vormt een deel van de baai waar omheen het dorp gesitueerd is. Een romantische rots op het schiereiland blinkt in het warme zonlicht op ieder tijdstip van de dag. De tegen die rots aangebouwde huizen zien er onwerkelijk uit, alsof ze van de tekentafel van Disney komen. Achter het waterfront kun je verdwalen in de pittoreske Griekse straatjes met trapjes en stoepjes. Dwars door het dorpje loopt een rivierbedding, nu nauwelijks gevuld met water. Het is het domein van kwakende en scharrelende eenden. De boogbruggetjes over de droge rivier verbinden de dorpsdelen met elkaar. Voor de toerist wordt het dorpje zo idyllisch mogelijk gehouden. Het is schoon, nergens een vuiltje of propje papier te vinden. Tijdloos lijkt de bebouwing te zijn. Nergens verval, tenminste niet in het centrum. Verkeert dit dorpje al lang in deze staat, of is het een filmdecor dat aan het begin van het toeristenseizoen opnieuw opgebouwd wordt?
Op zoek naar Loulouda’s
Goed geluimd op weg voor een korte wandeling naar Castro Loulouda’s. Het staat op alle kaarten, op het handgetekende kaartje verkrijgbaar in het hotel en op Google Maps. Er staan bordjes voor de wandelroute, dus ik bereid me niet voor. Gelegen op 550 meter hoogte, lees ik ergens. De kiezelweg gaat inderdaad flink omhoog. Het is lastig lopen over al die losliggende stenen, maar het is steeds weer spannend wat er na de volgende haarspeldbocht komt. Ja, soms een volgend wegwijzerbord, maar ze zijn niet allemaal duidelijk leesbaar meer. Via ‘Maps’ op mijn telefoon kan ik precies zien waar ik zit, althans in het begin. Dan is de batterij leeg, het is al een paar dagen geleden dat die telefoon een lader gezien heeft. Na twee uur klimmen kom ik op een open plek met zeer oude restanten van bebouwing en aangelegde terrassen die duiden op vroegere landbouwactiviteit. Aan een boom hangt een verweerd houten bord, waar nog net Castro Loulouda’s op leesbaar is, maar geen pijl. Is dit het nu, of moet ik nog verder? Dan pak ik het boek met wandelroutes uit mijn rugzak er toch bij. Daar vind ik dat het kasteel zeer moeilijk vindbaar is. De auteur heeft het gevonden met de hulp van een geitenhoeder. Volgens de tekst moet ik op zeer speciale plaats door struikgewas gaan kruipen en dan op zoek naar nauwelijks zichtbare traptreden uitgehakt in de rotsen. Bovendien moet je dan geen last hebben van hoogtevrees. Voor mij als een alleengaande wandelaar besluit ik dat deze onderneming te moeilijk is. Ik troost mij met het uitzicht op de plaats Kokkari en begin aan de afdaling. Bij mijn linker kleine teen voel ik een opkomende blaar.
Rondje eiland
Drie jaar geleden ook gedaan, een georganiseerde tocht met een touringcar over het eiland. Voor deze zondag wordt er regen voorspeld en bovendien rijden er vandaag geen openbare bussen op het eiland. In principe is het zelfde rondje als toen, maar dat geeft mij weer de herkenning. De gids is weer de zelfde goed bespraakte Vlaming als toen. Ik herken hem en later bij het afscheid zal hij toegeven dat hij mij ook vaag herkende.
Op de archeologische opgraving in Ireon moeten de rondleidingen gedaan worden door officiële gidsen. Daarvoor is de Engels sprekende dame Irene, uit Australië, in gehuurd. Zij is wat te laat, dus de Vlaming begint alvast met het verhaal in het Nederlands, een verhaal dat hij al tientallen keren van Irene gehoord heeft. Als ze dan alsnog verschijnt, krijgt ze niet meer het woord, maar blijft ze verloren op de achtergrond staan onder een moerbeiboom, met haar grote zonnebril en een informatiemap onder de arm geklemd. Mij kunnen de ruïne van een stapel stenen van wat ooit een belangrijke tempel geweest moet zijn niet zo boeien. Het spijt mij dat het restaurantje helemaal aan het einde van het terrein, dicht tegen de zee aan, nu niet meer bestaat. Helaas is de tunnel van Eupalinos nog steeds gesloten voor bezoek, wegens onderhoud. Dus voor vandaag geschrapt uit het programma. Gelukkig heb ik dit staaltje van antieke Griekse bouwkunst drie jaar geleden al gezien. Vorige keer werd het imposante Megalis Panagias klooster bezocht. Nu zijn grote groepen op de zondag niet meer welkom. Daarom wordt er uitgeweken naar het kleinere Timiou Stavrou klooster en aangedaan op de route van de bus. Er wonen nu nog maar liefst vier monniken. Al eerder had ik dit klooster op eigen gelegenheid bezocht. Het geeft mij de mogelijkheid om extra foto’s te maken. Interessant is dat we het laatste stukje van een zondagsdienst kunnen meemaken, waarbij blijkbaar ook een klein meisje gedoopt is. Bij de volgende stop, een fabriekje voor kruidenextracten in Koumaradei, valt er een flinke regenbui. “Begeleid met klank en lichtspel”, volgens de Vlaamse gids. Het verhaal over de kruidenextracten, gehouden in de fabriekshal, rondom een stapel drogende tijm, wordt extra lang gemaakt. Niet lang genoeg om het droog te laten worden. Rennend door de stromende regen vluchten we terug naar de shop, waar de verkoop van kruidenproducten aangemoedigd wordt. Het bezoek aan de pottenbakker, ook in het plaatsje Koumaradei, verloopt exact hetzelfde als de vorige keer. Weer de demonstratie van de beker van Pythagoras en de draaischijf waarmee de pottenbakker een bonk klei veranderd in een vaas. Het meest spectaculair is de nabewerking van het glazuur van het Raku keramiek, dat met rook, gesis, stoom en vuur gepaard gaat. De dames verlaten de shop met gevulde plastic tassen.
In het hoogst gelegen dorp van het eiland, Platanos, wordt een lunchmogelijkheid geboden bij het etablissement van Leonidas op het dorpsplein. Het is weer deze uitbater en dorpsgek die alle stellen met hun eigen camera op de foto zet. Bewust met een vaas bloemen op de voorgrond en het bord met de naam van de zaak op de achtergrond. Onderweg laat de Vlaamse gids zijn zelfgeschreven reisgids voor Samos in de bus rondgaan. “Toevallig”, heeft hij een paar extra exemplaren bij zich, te koop voor twaalf euro. Het begint nu echt op een verkoopdemonstratie te lijken. Op de laatste stop in Karlovasi blijkt het museum voor leerproducten gesloten. Terloops fluistert de Vlaming dat we niet veel missen. Als toegift en als ‘plan-B’ maakt de chauffeur een korte omweg naar Potami en laat zien waar het wandelpad naar de watervallen begint. De laatste van de 115km van de rondrit leggen we af op het stukje terug naar Kokkari. Aan het eind van de middag ben ik weer terug van deze rijdende verkoopdemonstratie en stap het uitgestorven spookhotel weer binnen.
Klem op de K2
Het plan is om vanuit Kokkari naar Moni Vronda te wandelen. Het klooster schijnt flink verwoest te zijn geweest door de grote bosbranden in het jaar 2000, maar tegenwoordig weer bewoond en open voor bezoek. Niet dat ik zoveel interesse in kloosters heb, maar een wandeling moet een doel hebben. Er staat een gemarkeerde wandelroute op de kaart van The Nightingalewalks. Eerst gaat het over verharde paden, dat wil zeggen zandpaden verhard met losliggende kiezelstenen. Brede paden zijn het en relatief gemakkelijk om te lopen. Het gaat flink omhoog en zo nu en dan zitten er diepe voren in het pad. Er is een spaarzame indicatie van de route door rode stippen en soms een wegwijzerbord. Vaak ontbreekt de richtingspijl en soms zijn de schroeven van de bevestiging doorgeroest en ligt het bord verwaarloosd langs de kant. Volgens de beschrijving is de plek waar vier badkuipen langs de weg staan een belangrijk oriëntatiepunt. Van die badkuipen ligt er eentje volledig op zijn kant en de andere drie zijn gevuld met regenwater. Ze zijn geplaatst door een geitenboer om zijn dieren te laten drinken. Hier staat inderdaad een markering op de rotsen geschilderd, in rode letters op een witte achtergrond heel duidelijk: “K2”, met een pijl schuin omhoog. De pijl wist duidelijk in de richting van een smal stenig pad omhoog. Op de wandelkaart staat het aangegeven met een stippellijn, met als verklaring een ‘kaliderma’. Steeds moet ik me aan de bomen vasthouden om te zorgen dat ik niet wegglijd op het steile pad met losliggende steentjes. De begroeiing wordt dichter en krijgt meer gemene stekels. Een paar rode stippen op stenen geven aan dat ik nog steeds op de K2 zit. Aan de rechterkant schemert door de begroeing een schitterend uitzicht. De plaats Kokkari glimt in de ochtendzon en tegen een achtergrond van een azuurblauwe zee. Het ligt daar prachtig in die baai, maar 500 meter lager. Het pad gaat dan ook langs een diep ravijn en wordt steeds minder begaanbaar. Een kapmes ontbreekt in mijn uitrusting. Ik twijfel er niet aan dat dit het bedoelde pad is, maar weet wel zeker dat hier maar weinig wandelaars langskomen. Op de kaart is deze kaliderma 2km lang. Ik wil niet 2km lang door prikkend dicht begroeid struikgewas kruipen en daarom besluit ik om te draaien. De afdaling op dit pad is nog lastiger dan de klim van daar net, regelmatig glij ik weg ondanks mijn stevige schoenen.
Terug op de begaanbare weg, raadpleeg ik mijn kaart. Zijn er nog andere wegen om in Monistery Vronda te komen? Eigenlijk niet. De weg waarop ik nu loop houdt op de kaart gewoon op en loopt dood. Ook op Google Maps houdt het pad gewoon op. Ik besluit nog een eindje verder te lopen, een pad moet toch ergens heen gaan en ik ben nieuwsgierig waarheen. Wel stel ik mijzelf een ultimatum voor. Als ik op het middaguur nog niets interessants of een richtingbord gevonden heb, keer ik om. Na nog een half uur verder klimmen en de zigzag van de weg volgend, krijg ik een prachtig panorama uitzicht, maar verder niets. Dus besluit ik maar de zelfde weg terug te lopen richting Kokkari.
Nog maar net ben ik de vier badkuipen en daarna nog een blauwwit kapelletje gepasseerd, of ik zie opeens een vrouw tussen de dennenbomen vandaan komen. Niet vanaf een pad, nee ergens tussen de bomen komt ze vandaan. Misschien een sanitaire stop? Ze ziet mij en ze wacht, ze wil duidelijk iets vragen. Als ik de laatste tien meter afleg, taxeer ik haar. Een niet onaantrekkelijke dame van middelbare leeftijd. Elegant en zomers gekleed, een roze broek, een roze zonnehoed met brede rand en lichte wandelschoenen. Ze vraagt waar de weg heen gaat waar ik zojuist vandaan kom. Ik vertel haar dat ik zojuist vastgezeten heb op de K2, de wandelroute naar Moni Vronda en dat de rest van het pad doodloopt. Zij vertelt dat ze zomaar aan het wandelen is zonder doel en zonder kaart. Verder lopen in de richting waar ik vandaan kom heeft voor haar geen zin, dus ze besluit ook weer terug naar Kokkari te lopen. De resterende anderhalf uur lopen we samen. We beginnen het gesprek met het land waar we vandaan komen. Ze komt uit Duitsland,maar dat had ik al gehoord aan haar accent in de Engelse conversatie. Gaandeweg ga ik haar steeds vreemder vinden. Blijkbaar heeft ze al veel gewandeld op Samos maar steeds zonder doel. Opeens wijst ze in de richting van een glooiende helling met een spaarzame begroeiing, Daar zou ze graag tegenop willen klimmen, hoewel er geen pad is. Een beetje vreemd. Eerder heeft ze een paar jaar gewoond en gewerkt op dit eiland in de plaats Karlovasi. Een plaats die voor toeristen het minst interessant is, mede door zijn industrie en de universiteit met slechts één faculteit. Maar ze is nu op vakantie in Samos en blijkbaar alleen. Doordat we samen wandelen, gaat de tijd heel snel.
Vlakbij Kokkari stopt ze opeens bij een waterbron met een tapkraan. Tot mijn verbazing vult ze hier haar fles water. Ik vraag of ze dat wel durft, bronwater te drinken. Dan wijst ze me op de zuiveringstabletten die onder in haar fles zitten. Ze voegt allerlei dingen aan het water toe die volgens haar een heilzame werking hebben. Ze noemt de Duitse naam van deze therapie en ik moet aan homeopathie denken. In de hoofdstraat van Kokkari stopt ze bij het café Taj Mahal. Op de gevel staat Sji-Sja café en afbeeldingen van Arabische waterpijpen. Ze gaat hier wat drinken. Hier neem ik afscheid van haar en geef een hand. Ze heet Sylvia, wel leuk, maar toch een beetje vreemd.
Rollator
Een nieuwe poging om een wandeling af te maken zoals gepland. Twee jaar geleden heb ik wandeling nummer drie uit mijn boekje gedaan, van het dorp Mitilini naar Kokkari. Toen ben ik klem geraakt in ondoordringbaar struikgewas en ben toen teleurgesteld omgekeerd. Nu ga ik deze route andersom proberen, van Kokkari naar Mitilini en dan met de bus terug. Al eerder had ik ze gezien in een restaurant in Kokkari, een echtpaar op gevorderde leeftijd waarvan de man de hulp van een rollator nodig had bij het weggaan. Vandaag kom ik ze weer tegen op een lichte berghelling vlakbij Kokkari. Zij loopt voorop met een rode hoofddoek en de man met wit haar en een witte baard met zijn rollator er achteraan. Dit is toevallig een makkelijk pad, nauwelijks stenen en een tapijt van dennennaalden. Ik kan me niet voorstellen dat je met rollator ook over de steile paden met grote stenen kunt hobbelen. Om fout lopen te voorkomen kijk ik dit keer niet in het wandelboekje met wollige beschrijvingen, maar gebruik ik een goede wandelkaart. Iedere kronkel in de weg kan ik terugvinden op de kaart en ik schijn moeiteloos naar Mitilini te kunnen wandelen. Ontspannen kan ik de omgeving bekijken. Aan een boom zie ik vreemde langwerpige vruchten groeien, het lijkt op sperziebonen. Op grote kruisingen staan roestige richtingsborden en daar kan ik nog net de letters ‘Mitilini’ op onderscheiden. Ze geven aan dat kaart en koers kloppen. Tijdens deze wandelingen kom ik bijna nooit andere wandelaars tegen. Een uur geleden het echtpaar met rollator, maar verder niemand. Dan hoor ik ergens geitenbellen klingelen. Ik kijk scherper in de verte en daar nadert een kudde geiten. Voorop loopt de geitenboer en om de kudde dartelen twee honden. Kwispelend word ik begroet door de honden en ze likken mijn benen. De geitenboer kijkt glimlachend toe en sjokt verder, steunend op zijn stok. De kudde loopt langzaam over de begroeide helling naast het pad en graast wat. De dieren kijken mij nieuwsgierig aan en blijven stuk voor stuk even stilstaan om mij aan te staren. Ze hebben allemaal een gewei op de kop, zouden het dan allemaal bokken zijn. De kudde en hun hoeder zijn gepasseerd en het geklingel sterft weg.
Zonder foutlopen kom ik in het plaatsje Mitilini aan, na drie uur lopen. Het eerste wat mij opvalt zijn kerkjes met hun bijzondere torens. Dan zoek ik het traditionele dorpspleintje weer op. Het lijkt de gezellige charme van een paar jaar geleden verloren te hebben. De helft van het pleintje is kaal en verlaten, want de taverna’s die daar zaten lijken voorgoed hun deuren gesloten te hebben. Voor de taverne aan de andere kant van het plein lijkt het nog te vroeg om klanten te ontvangen. In een hoekje van het plein zitten aan een tafeltje oude mannetjes aan de ouzo, zoals dat hoort in een Grieks dorpje.
Schilder
Op een bankje bij de bushalte in het gehucht Platanakia wacht ik op de bus die mij weer terug naar Kokkari kan brengen. Zojuist ben ik terug gewandeld vanuit het bergdorpje Manolates, een wandeling van een klein uur. Deze ochtend heb ik de klim naar boven gemaakt om dit pittoreske dorpje voor de tweede keer te bezoeken en om een paar foto’s overnieuw te maken. Ik ging er ook heen om eens te kijken in de ‘museum-shop, want hier is ook het coordinatiepunt van The Nightingalewalks. Eerder deze week had ik het probleem dat ik op een door deze organisatie onderhouden wandelroute niet verder kon door een volledig dichtgegroeid pad. Op de wandeling K2 naar het klooster Moni Vronda kon ik niet verder omdat ik geen kapmes of motorzaag bij me had. De dame in de Museum-Shop in Manolates hoorde mijn constatering aan en maakte er een aantekening van. Ze vertelde me dat de paden regelmatig door een groep vrijwilligers onderhouden worden, maar ze zou de boodschap doorgeven. Verder bedankte ze me vriendelijk voor het doorgeven van het obstakel op de route K2. Zittend op het bankje bij de bushalte kijk ik voortdurende in de richting van waar ik de bus verwacht. Een juiste tijd voor de bus is niet te geven. Het enige wat zeker is dat de bus waarschijnlijk om ongeveer half één uit Karlovasi vertrokken is.
In mijn blikveld verschijnt een man met in zijn rechterhand een emmertje met verfpotjes en kwasten. Hij ziet mij zitten en kijkt op zijn horloge aan zijn linker pols. Ik vraag hem of hij de juiste tijd voor de bus weet. Het is tenslotte zaterdag en dan rijden er minder bussen. “Rond kwart voor één”, zegt hij en dan hoor ik dat het een Nederlander is. Hij ziet er niet uit als een toerist en ik vraag verder. “U woont en werkt hier?”, vraag ik. Inderdaad deze meneer zo tussen de 50 en 60 jaar, zegt dat hij hier ieder jaar voor een half jaar werkt. Dat is interessant. Het blijkt dat hij verantwoordelijk is voor de bewegwijzering op The Nightingale wandelroutes. Dus deze meneer zet al die rode en blauwe stippen en pijlen en schildert de routenummers op een witte achtergrond op de rotsen. Dat verklaart zijn emmertje met schildermateriaal. Nu kan ik gelijk mijn opmerking over het obstakel op de K2 route nogmaals direct bij de juiste persoon melden. Hij vertelt mij dat alle routes regelmatig door een ploegje van acht vrijwilligers schoongemaakt worden. Met kapmes en motorzaag gaat men de routes langs. Ik complimenteer hem met de nu veel duidelijkere aanwijzingen met goed leesbare nummers en pijlen. Ook in hotels en in cafés in de dorpjes zijn de kaarten van de routes gratis verkrijgbaar. Hij wijst mij nog op een nieuwe route, de S3, naar het dorp Stravinides. Hij wandelt verder, steekt de hoofdweg over en neemt een smal zijpaadje. Ik ga weer zitten op het bankje bij de bushalte. Slechts vijf minuten over tijd is de bus en ik bedenk wat ik de komende dagen nog ga doen. Misschien die S3 eens lopen?
Manolates
Op de wandelkaart zie ik dat ik die S3 route vorige week bij toeval al gedaan heb. Het is een pad met een flink hoogteverschil dat door een donker dennenbos loopt. Geen redenen te bedenken om die route nog een keer te lopen. Voor mijn laatste volledig dag kies ik ervoor om nog eens naar Manolates te gaan. Dit vind ik nog steeds een van de leukste bergdorpen en ook makkelijk te voet te bereiken. Vanaf de bushalte is het een klim van een uurtje op een goed beloopbare weg. Opvallend hoeveel je meer ziet als je een mooie weg nog eens loopt. Nu zie ik de prachtige uitzichten op een snelstromend riviertje dat in een dal naast de weg kronkelt. Alleen maar door nu eens aan de andere kant van de weg te gaan lopen en goed de vallei in te kijken zie je fotogenieke plaatjes. Het ‘kunstenaarsdorp’ Manolates lijkt ook op een filmdecor uit een Disneypark. De belichting staat in de stand prachtig zonnig en de figuranten staan op hun plaats. Maar kom niet voor half elf, want dan is men er nog niet klaar voor. Dan pas zijn de tafeltjes van de taverne’s gedekt met een kleurig kleed en dan pas hebben dames uit de winkeltjes de zelfgemaakte sieraden uitgestald. De pottenbakkers hebben dan pas hun glanzend geglazuurde schaaltjes en potjes in de uitstalkasten gezet. Ook dan pas hebben de oude mannetjes plaats genomen op hun bankje bij het oude postkantoor, leunend op hun wandelstok. Groepjes toeristen slenteren door de nauwe straatjes met hellingen en trapjes. ‘Oh en ah’ en ‘wat leuk’ hoor ik ze roepen. Het dorpje staat in de boeken beschreven als het dorp met de meeste bloembakken. Daardoor ziet het er zo gezellig en kleurrijk uit. Op een hoek zie ik een Grieks manneke, met wandelstok, voorover gebogen staan om een bloembak beter te bekijken. Toch ook maar eens kijken wat er te zien is. In een aardewerk pot zie ik een poezenkopje boven de rand uitkijken. In de pot liggen drie jonge poesjes door elkaar te krioelen en ze kijken nieuwsgierig om zich heen. Het ziet er komisch uit maar ik vraag me af welke poezenmoeder legt haar kroost in een pot? Dit soort grappige details zie je nooit als je voor de eerste keer een dorpje bekijkt.
Een laatste kop koffie op het terras van taverne AAA en dan verlaat ik het kunstenaarsdorp en begin aan de afdaling naar beneden. Drie kwartier rustig wandelen en dan op de bus wachten die mij voor de laatste keer naar Kokkari brengt.