Nederland dagboek 20180714

Paella in MalagaOverleven in een hostel

Om er even tussen uit te zijn ben ik naar de Spaanse stad Málaga afgereisd om daar een ruime week te verblijven en de stad te bezichtigen. Als experiment dit keer niet met een verblijf in een hotel, maar in een hostel; ook vanwege kostenbesparing. Ik had verwacht dat het verblijf in een hostel met toegankelijke internationale gasten wel gezellig zou zijn. Dat viel wat tegen. Het gaat al mis als de taxichauffeur mij niet op het juiste adres wil afzetten, maar wel bij een luxe vier sterren hotel. Met wat zoeken vind ik uiteindelijk het hostel. Het ligt op de vierde etage van een smalle straat in het centrum, met beneden in de straat drie restaurants met terrassen.

Het wordt al schemerig en via chique winkelstraten en smalle steegjes beland ik in Calle Marin García en sta voor een zware bruine houten deur die op een kier staat. Het huisnummer klopt, maar nergens een verwijzing naar een hostel te zien. Zou het dan hier zijn? In het adres op de reservering staat dat het op de vierde verdieping moet zijn. De hal achter de monumentale deur en het marmeren trappenhuis daarachter is verlaten. Er hangen vijf brievenbussen, maar geen vermelding van een hostel. Op weg naar boven, langs de kale stenen trappen, passeer ik op iedere etage anonieme deuren. Nee, toch niet, op een van die deuren staat ‘Abogado’. Als ik bijna ga geloven dat de beklimming voor niets is, zie ik na de laatste trap toch een vaag bordje met: ‘Larios Cool Hostel’. Met daarbij geplakt een papier met: ‘please ring bell or knock’. Bellen dan maar. Gelukkig hoor ik binnen gestommel. Als dan de deur wordt opengedaan is de ontvangst allerhartelijkst.

Gabrielle heet ze, zegt ze. Engels spreken doet ze goed, dat is wel zo makkelijk. In het hostel lijkt alles schoon en relatief netjes, maar wel klein en krap. De keuken met eettafel doet denken aan een studentenhuis, met een grote koelkast voor gemeenschappelijk gebruik. Er zijn zelfs vier douches, maar slechts één toilet is wel erg weinig voor de maximaal 22 gasten. Nog nooit eerder heb ik in een hostel gelogeerd, dus ik had geen enkele verwachting. Ik kom terecht op een kamer met drie stapelbedden. Fijn dat er nog een benedenbed vrij is. Gabrielle haalt uit een kast schone lakens en een kussensloop en geeft dan uitleg over de huisregels. Tegen een borgsom krijg ik sleutels van de poort en de etagedeur en de code van het cijferslot op de kamerdeur. Verder slaapt er nog één nacht een stel uit Frankrijk op deze kamer. Dan is er nog een gast van onduidelijke afkomst op deze kamer en die voornamelijk overdag slaapt. Hij zegt dat ‘special legal work’ doet.

Later, bij daglicht, zie ik bij de grote zware buitendeur dat er buiten wel een bordje hangt met ‘Larios Cool Hostel’, maar dat hangt zo hoog tegen de gevel dat ik het bij aankomst niet gezien had. Ook ontdek ik later nog dat er een lift is naar de vierde etage.

Ontbijt

Het hostel serveert geen ontbijt. Het komt goed uit dat ik gisteren nog een paar broodjes uit Nederland in de koelkast gelegd heb. Er staat wel een koffiezetapparaat, maar koffie en filters zie ik nergens. Verder zijn er blijkbaar nog geen andere gasten wakker in het hostel. Zo komt het dat ik ontbijt met de twee overgebleven bruine bolletjes en kraanwater. Mijn eerste koffie vind ik bij een café buiten dat nu al open is. Het valt niet op dat ik laat ben opgestaan, want het schijnt dat de stad ook pas laat op deze zaterdagmorgen tot leven komt. Op de historische pleinen in het centrum van Málaga worden pas om elf uur de terrasstoelen naar buiten gedragen.

Het is een komen en gaan van de gasten in het hostel. Zo schijn ik een nacht onder een Chileense dame geslapen te hebben. De eerste nacht was het bed boven mij leeg. Gedurende de tweede dag zag ik spullen van iemand op het bed liggen. Laat op de avond, als ik in slaap probeer te komen, komt de nieuwe buurvrouw binnen. De overbuurman knoopt een gesprek aan en zo hoor ik dat ze in Chili woont. Het cijferslot op de deur geeft piepgeluidjes als iemand de code indrukt. Dat geluid lijkt precies op dat van mijn wekker thuis. Steeds als iemand ’s nachts van het toilet terugkomt en de code intoetst, word ik wakker. Zo zie ik alleen maar een silhouet van de Chileense dame tegen het licht van de gang. Deze zondagmorgen had ik mij voorgenomen niet later dan half negen op te staan. Hierdoor verlaat ik waarschijnlijk als eerste het hostel. Als ik later op de dag even op de kamer terugkom, zijn alle spullen van de bovenbuurvrouw verdwenen en de buurvrouw dus ook. Tegen de avond is er weer een nieuwe bewoner aangekomen, een Arabische ICT student die in Frankrijk woont. Het volk gaat en komt hier.

Chaos op de kamer

Op de derde avond in het hostel lijkt het of mijn buurman nu pas besloten heeft om morgen te vertrekken. Hij schijnt hier al twee maanden te logeren en heeft veel spullen onder en rondom het bed verzameld. Om half elf in de avond begint hij in te pakken, terwijl ik probeer te slapen. Het inpakken gaat samen met veel gerommel, gezucht en zacht gevloek. Af en toe doe ik een oog open en kijk voorzichtig naar de voortgang. Pas tegen twee uur ’s nachts is het inpakken klaar en dan gaat hij de vloer van de kamer dweilen. Een vreemde gast is het, met al die medicijnendoosjes en pillen potjes die ik rondom en op het bed zie. Als hij bezig is met opruimen in deze nacht, meen ik een brandlucht te ruiken. Hij zal toch niet zijn afval aan het verbranden zijn in de keuken? Het hostel heeft geen nooduitgang! Of ruik ik misschien toch het schoonmaakmiddel? Het wordt voor mij een korte nacht.

De volgende ochtend overzie ik de nog steeds heersende chaos op de kamer en maak dat ik snel wegkom. Nog voor negen uur zit ik bij Café Central aan de koffie en een warm belegd broodje. Ik hoop dat die vervelende buurman definitief verdwenen is als ik in het hostel terugkom.

In de middag van deze dag blijkt in het hostel dat de vervelende buurman nu echt verdwenen is. Twee andere kamergenoten tref ik slapend op bed aan, terwijl het drie uur in de middag is. Deze nieuwe kamergenoten uit Duitsland heb ik alleen gesproken bij hun aankomst. Daarna heb ik ze alleen maar overdag zien slapen. Ik ga nog even weg voor een uurtje naar het strand. Niet te lang, want de nodige zonnebrandcrème heb ik nog steeds nergens kunnen kopen. Een gewone supermarkt voor bijvoorbeeld brood en beleg heb ik ook nog niet gevonden. Er zijn wel heel veel luxe en glanzende winkels in het mondaine centrum, maar die verkopen dingen die ik niet nodig heb. Daarom ontbijt ik steeds ’s morgens buiten het hostel. Na de afgelopen drie dagen blijf ik dat maar gewoon doen.

Vermissingen

Op de vierde ochtend hoor ik drie snurkers om me heen, als ik wakker word. Ik vlucht naar de lege badkamer en maak me gereed om zo snel mogelijk het gebouw van het hostel te ontvluchten. Nooit eerder heb ik op een vakantie mijn dagen zo afgeteld en uitgekeken naar de dag van vertrek. Het terras van Café Central begint mijn huiskamer te worden. In het hostel vind ik geen enkele aanspraak. Door het internationale gezelschap, dat in en uit vliegt, is de voertaal Engels. Bij Café Central lukt het om als eerste klant het ontbijt in het Spaans te bestellen. Hier maak ik een plan voor de besteding van de dag. Het wordt ook al de gewoonte om na het ontbijt het toilet in het café te bezoeken. Hier zijn er tenminste twee toiletten. De zingende toiletjuffrouw begint me al te kennen.

Op de vierde avond zit ik even in de keuken van het hostel en blader ik nog eens door mijn ANWB reisgids om te zien wat ik de komende dagen nog zou kunnen doen. Op de gang hoor ik één van de Duitse kamergenoten bij de receptie klagen dat zijn rugzak zoek, of verdwenen is. De knorrige man die de dagelijkse leiding schijnt te hebben, opent allerlei kasten om te zoeken, zelfs in de keuken. Het is mij onduidelijk of die rugzak van de slaapzaal verdwenen is, of ergens anders was gestald in het hostel. De Spaanse beheerder en de Duitse gast proberen te communiceren in gebrekkig Engels. De Spaanse beheerder hoor ik telefonisch met iemand anders van het hostel spreken over de situatie. De Duitse gast belt met zijn vader over de waarde van de spullen in de rugzak. Het woord ‘Polizei’ hoor ik regelmatig vallen, maar blijkbaar komt de Spaanse politie alleen maar als de schade boven een bepaald bedrag is. Het slachtoffer is één van de twee Duitse jongelui die ik vaak midden op de dag slapend op hun bed aantref. Hoe kun je dan die rugzak kwijtraken als je die op de kamer stalt?

Later op de avond klopt de beheerder aan bij mijn bed, met het verzoek om mijn etagesleutel van het hostel om te ruilen. Blijkbaar neemt men de vermissing van de rugzak voldoende serieus om het deurslot te vervangen en alle sleutels om te ruilen.

Als ik ’s nachts soms wel eens naar het toilet wil, dan is het een hindernisbaan om er te komen. Voorzichtig kruip ik het bed uit, niet helemaal overeind komen, want dan stoot ik mijn hoofd tegen het bovenste bed. Dan behoedzaam manoeuvreren door de donkere kamer en uitkijken voor kledingstukken en bagage die her en der op de grond ligt. Vervelend is het dan als je per ongeluk aanbotst tegen uit de bedden hangende ledematen van snurkers die je niet eens kent. De ruimte tussen de bedden is krap, hooguit een meter. Stilletjes open ik dan de deur en trek hen dan weer dicht, maar niet in het slot, om te voorkomen dat ik bij terugkeer weer het piepende cijferslot moet gebruiken.

Italianen

Terwijl ik me steeds meer thuis ga voelen in de stad en langzaam ga begrijpen hoe het stratenplan van het centrum in elkaar zit, wordt mijn dagelijkse haast om ’s morgen het hostel te ontvluchten steeds groter. Nog één dag te besteden in de stad en dan nog een dag voor de thuisreis, ik kijk er nu al naar uit. Overdag besteed ik aan het bezoeken van de high-lights van de stad en zit de tijd uit op terrassen.

Gisterenavond, tegen middernacht, kwamen de vijf nieuwe kamerbewoners ‘thuis’ in het hostel. Ik was benieuwd wat voor gezelschap dit zou zijn. Het bleek een gemengde groep van vijf zwijgende Italianen. Vanuit mijn bed riep ik: “hoi, hallo”, toen ze binnenkwamen. Meer dan een subtiel knikje kreeg ik niet terug.

Nog voor de hele groep wakker is en bezit zal nemen van de enige badkamer, sta ik om acht uur al buiten, op zoek naar een ontbijt in een nog stille stad. Zelfs in een gewoon hotel heb ik mij nog nooit zo eenzaam gevoeld als in dit hostel. Het is even zoeken naar een taverna dat iets na achten al open is. Door wat verder door te lopen vind ik er eentje die nu al open is en waar bediend wordt. Ik bestel het standaard ontbijt: café con leche y un pitufo con jamon serano.

In de middag maak ik even een tussenstop in het hostel. De lakens van de vijf andere bedden zijn verwijderd, dus de vijf Italianen zijn verdwenen. Hoe zou vanavond de bezetting zijn op de slaapzaal? In de keuken van het hostel tref ik wel eens een bewoner van het hostel aan. Vaak bezig met het smeren van een broodje of geconcentreerd starend naar laptop computer of telefoon. Als ik contact probeer te maken met het in Spanje gebruikelijk ‘olla!’, dat krijg ik alleen een bescheiden ‘olla’ terug en gaat men verder met het staren naar de mobiele telefoon. Het leggen van contacten blijkt lastiger dan ik verwachtte.

Buitengesloten

Het wordt steeds vreemder met dit hostel. Om half zes kom terug bij het hostel om me op te frissen voor de avond. Buiten op de stoep zit een groep van vier jongelui, die ik herken als de vijf Italianen van afgelopen nacht. Ze zitten hier buiten te wachten met hun complete bagage. Als ik in de lift wil stappen, komt de vijfde Italiaan naar beneden. Hij roept iets naar de groep waarvan ik begrijp dat het een negatief antwoord is. Misschien wilde ze opnieuw inchecken, maar was het hostel volgeboekt? Tot zover negeer ik het voorval. Op de vierde etage aangekomen, zie ik een onbekende man zitten wachten op de traptreden naar de vijfde etage. Hij vraagt iets aan mij dat ik niet begrijp en dan blijkt dat communicatie in het Engels het beste lukt. Of ik het telefoonnummer van het hostel heb? Nee, dat heb ik niet. Dan besef ik dat het voortaan beter zou zijn om dat wel bij me te hebben. De man zit al twee uur op deze traptrede, voor de deur van het hostel, te wachten omdat hij een reservering heeft. Hij kan telefonisch niemand van het hostel bereiken. Ik zeg dat ik niet verder kan helpen en pak mijn sleutel. Meteen zie ik al dat het slot op de deur opnieuw veranderd is. Mijn sleutel past niet meer. Aanbellen helpt niet. Bonzen op de deur helpt ook niet. Blijkbaar is er niemand binnen. Ik realiseer me dat al mijn spullen binnen in het hostel liggen en ik kan daar dus voor onbepaalde tijd niet bij. “Dan hebben we het zelfde probleem”, zeg ik tegen de man op de trap. De komende minuten denk ik na hoe nu verder? Is het hostel dicht, verlaten, failliet of zo iets?

Dan hoor ik de lift aankomen en stoppen op deze etage. Medewerkster Gabrielle komt uit de lift en opent haastig de deur met haar sleutel die wel past. Inmiddels is de groep van vijf Italianen ook weer boven aangekomen en verdringt zich in de nauwe gang voor de receptie. Gehaast gaat Gabrielle bezig om de groep van vijf en de nieuwe man in te checken. Tussendoor ruilt ze mijn sleutel opnieuw om. Een uitleg daarbij krijg ik niet. Voor de zekerheid vraag ik of deze sleutel blijft werken tot en met de morgenochtend. Ook probeer ik of de sleutel past op de etagedeur, hoewel het waarschijnlijk de zelfde sleutel is die ik twee dagen eerder ingeleverd had. Niets is vervelender dan op de dag van vertrek voor je hostel te staan en niet meer binnen kunnen komen. Waarschijnlijk heeft men vaker te maken gehad met diefstal en heeft men daarom vervangende cilinders en sleutels op voorraad liggen. Na een paar dagen zet men dan blijkbaar het originele slot weer terug, zonder de gasten in te lichten. Toch een vreemde gang van zaken.

Ondertussen hebben de vijf Italianen hun bagage weer op ‘mijn’ kamer gezet en zijn ze weer verdwenen. Zeker door de gang van zaken hier vind ik het niet erg om morgen te vertrekken. De stad heb ik nu wel voldoende gezien en alle high-lights uit mijn boekje, die ik wilde zien, heb ik wel afgewerkt. Morgen voor elf uur uitchecken en dan richting de luchthaven voor het vliegtuig dat pas negen uur ’s avonds vertrekt. Ik maak me nu al zorgen hoe ik deze komende dag moet doorkomen. Verder weet ik ook al dat als ik op Schiphol aankom, na middernacht, er geen aansluitende trein naar huis zal zijn. De eerste trein zal pas om vijf uur ’s morgens gaan.

Het valt niet mee om in harmonie te leven op de kleine kamer met die vijf Italianen. Vaak spreken ze ook een andere taal, waarvan ik niet eens begrijp bij welk land die hoort. Op het tijdstip waarop ik wil gaan slapen, maakt de groep zich klaar voor een avond, of een nacht, ‘stappen’. Duidelijk negeren ze mij volledig en ik ook doe alsof ze er niet zijn. De een na de ander gebruikt de badkamer, kleden zich om, rommelen in koffers en klimmen het stapelbed in en uit. Om mezelf ook gereed te maken voor de nacht past nu niet. Daarom pak ik maar een boek en ga zitten lezen op de rand van mijn bed. Voorover gebogen, want rechtop zitten lukt niet, dan stoot ik mijn hoofd tegen het bovenste bed. Me zo klein mogelijk makend probeer ik te lezen en de drukte om me heen te negeren. Niemand spreekt een woord tegen mij. Ik hoop alleen maar dat ze zo snel mogelijk klaar zijn en het nachtleven in gaan.

Als ik dan uiteindelijk voor de laatste nacht in bed lig, kan ik moeilijk de slaap vatten. Beneden in de straat is het restaurantleven nog vol op bezig. Door het open raam klinken heel duidelijk de populaire melodieën van de straatmuzikanten, of op gitaar, of met viool, of saxofoon of met zang. Na een uur, of misschien twee uur, komen twee van de kamergenoten weer terug. Ik schrik wakker van de piepjes van het deurslot. Beleefd laten ze het licht uit. Beiden rommelen ze in hun koffers of doen andere dingen die ik niet kan volgen. Het is donker en ik heb mijn bril niet op. Ik kan moeilijk zien wie het zijn in de schemer en tegen het felle licht van de gang in. Het zouden toch geen tassenrovers zijn? Als dan de twee silhouetten weg gaan en de deur weer in het slot valt, probeer ik opnieuw te slapen.
Halverwege de nacht komen er weer enkele Italianen terug. Het gepiep van het cijferslot maakt me weer wakker. Het gerommel om me heen van ritssluitingen, het gepiep en gepingel van mobieltjes en het onverstaanbare gefluister probeer ik te negeren.

Op de laatste dag van het verblijf check ik direct, na het ontbijt bij een cafe op de hoek, definitief uit. Tegen inlevering van mijn sleutels krijg ik de borgsom van € 10 terug. Er wordt niet eens gevraagd hoe het verblijf in Málaga of het hostel bevallen is. Al ik dan voor de laatste keer de deur van Larios Cool Hostel, Calle Marin García, No 9, 4e piso, achter mij dichttrek, voelt dat als een opluchting.


Voor het volledige reisverhaal van de trip naar Málaga, klik hier

Voor een aantal van de foto’s uit Málaga, klik hier


<< vorige                                                                                                    volgende >>

Reacties zijn gesloten.