Spook op de A50
Het is vrijdagmiddag rond half vijf en ik ben op mijn werk in Enschede. Deze middag wil ik op tijd naar huis en ik pak mijn tas in. In de keuken doen een paar collega’s de koelkast open en kijken tegen de biervoorraad aan, die er al sinds de kerstborrel staat. In de keukenlade ligt vandaag een verzameling zakken chips in klein formaat. “Een spontane vrijdagmiddagborrel?”, vraag ik. “Wil je ook wat?”, “Nee”, zeg ik want ik moet nog rijden en wil om zeven uur in Nijmegen zijn voor de hardlooptraining. Ik wens de weinige aanwezigen een prettig weekend en ga op pad voor de rit van anderhalf uur met de auto van Enschede naar Nijmegen.
Het is een mooie middag vlak voor het begin van de zomer en de rit over de A35, de A1 en de A50 gaat voorspoedig, zonder extreme drukte. Zoals altijd luister ik onderweg naar de radio en de laatste tijd bijna altijd naar radio 1, voor het nieuws en de verkeersinformatie. Als ik in de buurt van Hoenderloo ben, wordt er gemeld dat er een oponthoud is op de A50 in de richting Arnhem, in verband met een brandende kraanwagen. Op dat moment zou ik nog net de mogelijk hebben om de A50 af te gaan en de afrit naar Hoenderloo te nemen. Ondanks dat ik enkele malen per week met de auto naar Enschede rijd, ben ik helemaal niet bekend met het wegenplan van de kleinere wegen behalve de grote snelwegen en ik weet zonder kaart bij de hand niet waar ik uit zou komen als ik afslag Hoenderloo zou nemen. Ik besluit door te gaan op de A50. Voor mij uit rijdt het verkeer gewoon, op de borden boven de snelweg staan nog geen vermeldingen, dus afwachtend rijd ik door. Na een paar kilometer springen de borden boven de weg op 90, even verder op 70, dan op 50 en dan zie ik de rode achterlichten van stilstaand verkeer. Dat is het dus, de file ten gevolge van die brand in een kraanwagen. Eerst gaat het nog langzaam vooruit in de staart van de file, maar dan stopt het definitief. Er zit nu al minuten lang geen beweging meer in de file en alle plaatsen achter mij zijn opgevuld tot verder dan ik kan zien in de spiegels. Op de radio komt ieder kwartier een volgend verkeersbulletin, maar nu wordt de file op de A50 als een ernstig probleem gemeld, waar de weg voor het verkeer tussen Hoenderloo en Waterberg in beide richtingen afgesloten is, een tijdsindicatie van de vertraging wordt ook niet meer gegeven. Ik besluit de motor af te zetten en laat de raampjes omlaag schuiven.
Om me heen is het motorgeronk verstomd en ik kan de vogels horen in de beboste omgeving van de A50. Al geruime tijd is op de andere rijbanen richting Apeldoorn ook geen enkel verkeer meer gepasseerd en op de rijbanen naar Arnhem stappen vele bestuurders uit hun voertuigen. Er ontwikkelt zich een campingachtige sfeer op dit stukje van de A50. Links voor me spelen een paar jongens met een bal. Tussen de stilstaande auto’s spelen ze voetbal met een blauwe bal. In de kofferbak van hun auto vinden ze hockeysticks en ze beginnen de bal met de sticks heen en weer te slaan. Op de vluchtstrook passeren gele ambulance wagens en agenten op de motor die nog net niet getroffen worden door vliegende ballen over de vluchtstrook. In de auto achter mij blijft een een wat oudere dame stevig het stuur omklemmen, ondanks dat we al een uur stilstaan. Schuin achter mij wordt vrolijke muziek aangezet, zelf moet ik de radio wat harder zetten om de volgende update van de verkeersinformatie te kunnen verstaan. Voor mij, bij een dure Bentley, maakt het gezelschap van een een man en twee zomers geklede dames er ook het beste van. De achterbak gaat open en er komt een fles wijn uit. Een paar lege waterflesjes wordt doormidden gesneden en zo maken ze geïmproviseerde wijnglazen. De auto gaat op slot en het drietal gaat wandelen, richting de kop van de file, net zoals andere gestrande automobilisten. Ik stap ook maar uit en loop een rondje rondom mijn auto om de benen te strekken. Het voelt vreemd om te lopen over het zwarte asfalt van de snelweg en het zoab nu eens van dichtbij te kunnen bekijken. Links en rechts van de snelweg strekken de bossen van de Veluwe zich uit. De plaats in de brede groene berm achter enkele manshoge apparatuurkasten van de matrixborden wordt in gebruik genomen als openbaar toilet. Ondertussen heb ik alle plannen voor vanavond in gedachte al geschrapt, nu nog op tijd in Nijmegen zijn voor de training op de atletiekbaan gaat niet meer lukken. In mijn auto wacht ik de volgende informatie af van de ANWB. Er wordt nu gemeld dat het wegdek bij de uitgebrande kraanwagen ernstig beschadigd is en dat het herstel tot middernacht gaat duren. In mijn stoel zak ik berustend onderuit en wacht af. Achter in de auto heb ik een deken liggen en ik heb altijd water aan boord. De Bentley berijders voor mij zijn teruggekeerd van de wandeling en nu gaat de discomuziek dreunend hard aan in hun wagen. De luchtige geklede dames doen een dansje, terwijl de wijnfles zowat leeg is. Op de vluchtstrook passeert zo nu en dan een hulpvoertuig en ook een asfaltwagen met gepaste snelheid en met knipperende lichten. Meer gebeurt er voorlopig niet.
Op de rijbanen richting Apeldoorn komt nu druppelsgewijs enig verkeer weer op gang, hoewel de radio blijft melden dat het verkeer op de A50 in beide richtingen gestremd is en geeft men het dringende advies om de A50 de rest van de dag te mijden. Berustend zak ik verder onderuit en ga wachten op een nieuw bericht op het volgende halve uur. Na twee en een half uur stil gestaan te hebben, hoor ik op de radio dat het vastzittende verkeer op de A50 nu door de politie weggeleid wordt. Inderdaad zie ik nu in de spiegels dat er ergens ver achter mij in de file wat extra knipperlichten te zien zijn. Er rijden nu ook wat meer motoragenten rond. Enkele auto’s voor mij beginnen al met pogingen om te keren. Een passerende agent maant tot geduld en roept dat we op de beurt moeten wachten. In mijn spiegels zie ik nu achter mij nu meer beweging en ik start de motor alvast. De grote vrachtwagen blijven staan, maar diverse personenwagens hebben de draai al gemaakt en rijden nu terug. Als ik voel dat het mijn beurt is draai ik ook maar, hoewel ik daar nog geen teken voor gehad heb. Rustig rijd ik over de asfaltstrook die het dichtst bij de midden vangrail is terug. Het voelt vreemd aan, zo spookrijdend op deze rijbaan. Ik kijk hoopvol uit naar agenten of andere verkeersregelaars om aan te geven hoe het verder moet. Achter mij volgen andere voertuigen. Blij dat ik nu weer in beweging ben en dat ik niet op de snelweg hoef te overnachten, rijd ik terug met een snelheid van eerst 60 en dan 80 naar de eerstvolgende afrit, of oprit. Dat is nu duidelijk gemarkeerd door een niet te missen rij van rode pionnen. Ook in tegengestelde richting word ik via de oprit afgeleid naar een kruising. Daar staan verkeersregelaars klaar om me naar de N788 te leiden.
Ik heb voorlopig nog geen idee hoe ik verder moet om in Nijmegen te komen. In de auto heb ik geen navigatiemiddelen, al jaren vertrouw ik op de ANWB borden en de stand van de zon. Vlak voor Beekbergen zie ik de aankondiging van een informatiebord. Op deze weg door het bos parkeer ik de auto in de parkeerhaven en bestudeer ik daar de kaart van de omgeving op het informatiebord. Gelukkig zie ik nu waar ik ongeveer zit en dat als ik deze weg vervolg, dwars door Beekbergen, ik dan op de A1 uitkom. Verder dan de A1 volgen richting Amersfoort, dan de A30, de A12 en dan onder Arnhem weer de A50 op richting huis. Het is een hele omweg, maar zo kom ik thuis voor middernacht.
Bij de eerste benzinepomp die opdoemt op de A1 stop ik voor een toiletstop, iets te eten en even rust. Als ik de toiletten uitloop en in de shop speurend rondkijk naar iets wat snel en makkelijk te eten is, word ik aangesproken door de dame die dit pompstation vanavond beheert. “Waar mee kan ik van dienst zijn?”, vraagt ze. Als ik zeg dat ik even iets eetbaars zoek omdat ik net drie uur in een file vastgezeten heb, ontwaakt bij haar het moedergevoel. “Ach jeetje, wil je misschien een kop koffie”, zegt ze. Eerst wil ik nog zeggen dat het zo erg ook niet was, maar dan krijg ik het idee dat ze de koffie van het huis aanbied. “Graag”, zeg ik en grijp uit de rekken een verpakte gevulde koek. “Nee, neem deze”, zegt ze, “deze zijn vers” en ze pakt een stevig koek uit de koffiehoek. Ik hoef voor koffie en koek maar een euro te betalen en terwijl ik de koffie drink, praat ik even met de pompdame. Daarvoor komt ze helemaal uit haar afschermde kassaruimte. Ze wist nog niets van het ongeluk op de A50 en ik licht haar helemaal in, compleet met het campinggevoel dat ik daar had. Dan nemen we nog even de route door om thuis te komen en het wordt gezellig. Helaas komen er ook nog andere klanten binnen, waarvan enkele ook van de A50 komen. Die moet ze ook helpen en ze gaat weer naar haar coronaproof kassaruimte. Als ik de koffie op heb, zwaai ik nog even enthousiast naar haar. Jammer dat dit pompstation zover van mijn dagelijkse route afligt.
Het is al tien uur als ik uiteindelijk na een lange omweg thuis ben. Direct zoek ik op nieuwssites informatie op over het ongeval en ik zie een uitgebreide reportage van de uitgebrande kraanwagen op de A50. Achteraf gezien had ik toch beter op mijn werk kunnen blijven voor de vrijdagmiddagborrel, er was ook alcoholvrijbier, waarschijnlijk had ik dan toch nog eerder thuis kunnen zijn, omdat ik dan direct een andere route had kunnen nemen om de A50 te vermijden.