Gezond voedsel lijkt hier in Paramaribo moeilijk te krijgen. Het ene na het andere fastfood restaurant in Amerikaanse stijl verschijnt hier. Een goed compromis vind ik een broodje bij de Subway. Je kunt kiezen voor een bruin broodje, zes inch lang, er komt vleesbeleg op en veel groente. Omdat ik geen kaas en geen saus wil moet ik dat nadrukkelijk zeggen. Aan zo’n broodje heb ik genoeg voor de avondmaaltijd. Terwijl ik bij de balie van Subway sta, word ik aangesproken door een man met een petje en een shirt van TeleSur. “Ken je me niet mee meer?”, vraagt hij en ik denk na. Ik zou deze persoon eerder gezien kunnen hebben, maar ik weet echt niet waar. “Waar heb je eerder gewoond?”, vraagt hij. Nederland, opper ik, maar dat is het niet, hij bedoelt Suriname. Ja, in 2004 en in 2014 ben ik eerder in Suriname geweest. Maar hij bedoelt verleden jaar, dus 2014. ”Ben je nog in het binnenland geweest?”, helpt hij verder. Ja, ik som op: Nieuw Nickerie, Apoera, Tonka eiland, Jaw Jaw, … Ja, dat is het. “Ja, Jaw Jaw”, zegt hij triomfantelijk. “Ik reed de boot”, zegt hij letterlijk. Een vreemde uitdrukking, ik denk dat hij bedoelt dat hij één van de boten daar bestuurde, een taak die ook wel motorist genoemd wordt. Inderdaad heb ik daar drie tot vier dagen gezeten in dat dorpje en een paar maal met een korjaal mee geweest die door bootsmannen van het kamp bestuurd werden. Aan die mensen word je als toerist nooit voorgesteld en de motoristen zitten altijd achter je in de boot. Deze meneer zou één van die motoristen kunnen zijn. Als ik vraag hoe hij heet, noemt hij de naam Brian. Het zegt me niets. Ik herinner me wel de naam Etto, die was de zoon van de kapitein van het dorp en ook de beheerder van het kamp. Die Etto vaarde ook regelmatig met de boten. Ik noem de naam Etto en mijn onverwachte kennis reageert enthousiast.
Ondertussen en nog steeds bij de balie van Subway, vraag ik me af of Brian nu voor mij of achter mij is, hij schuifelt een beetje om me heen als ik de bestelling volg die wordt klaargemaakt. Bij het afrekenen aan de kassa blijft hij achter mij staan en ik houd mijn portemonnee extra goed in de gaten. Met mijn broodje ingepakt in papier, ook al zeg je dat het is om hier op te eten, loop ik naar een tafeltje. Min of meer ten afscheid zeg ik tegen Brian dat ik het grappig vind om hem hier weer ontmoet te hebben. “Nou tot ziens dan”, en ik hoop dat ik deze vage kennis kwijt raak. Maar hij komt bij mij aan het tafeltje zitten. Ook goed, dan kan deze Brian de bootsman wat over Jaw Jaw vertellen. Hij zit nauwelijks of hij laat een briefje van vijf SRD wapperen. “Kun je me nog tien SRD geven, dan kan ik wat eten kopen?” Ah, dat is het, denk ik. “Oh, je bedelt”, zeg ik. Verontwaardigt reageert Brian: “nee, ik bedel niet, ik vraag het toch”. Om er langer om heen te draaien heeft geen zin, dus ik reageer direct: “nee, ik ga je geen geld geven”. Bijna boos wordt hij. “Ik vraag het toch niet zomaar aan iemand!”. Deze Brian denkt zeker dat we vrienden zijn, echt niet. “Nou goed dan” en met een boos gezicht loopt hij weg, de Subway zaak uit. Peinzend en bezig met mijn ‘Combo of the day”, vraag ik me af of dit nu echt een bootsman uit Jaw Jaw was, of dat hij dat handig speelde. Toch wel een gewiekste methode om te bedelen.