Ieder jaar als het mogelijk is ga ik er heen, naar het Keti Koti festival in het Afrika Museum te Berg en Dal en dit jaar was het voor de tiende keer. Voor mij een klein half uur rijden met de auto, dus ook deze zaterdag 23 juni ben ik weer aanwezig. Het festival is ter ere van de afschaffing van de slavernij in de toenmalige Nederlandse koloniën Suriname en de Nederlandse Antillen. Toen in het jaar 1863 kwam er een eind aan 200 jaar slavernij. De jaarlijkse herdenking herinnert iedereen aan het belang om respectvol met elkaar om te gaan. De letterlijke betekenis van Keti Koti is gebroken ketenen en het wordt behalve in Suriname dus ook in Nederland gevierd. Het biedt de gelegenheid om stil te staan bij het verleden, maar ook te kijken naar vandaag en de toekomst. De vrijheid, gelijkheid en de verbondenheid worden gevierd. Vaak ziet men het jaartal 1873 genoemd als de afschaffing van de slavernij. De verklaring is dat vanaf 1863 de slaven wel min of meer hun vrijheid kregen, maar nog nog wel gedurende 10 jaar verplichtingen hadden.
Maar als je zo rondkijkt op het festival lijkt het meer op een enorme reünie van de Surinaamse gemeenschap die gevestigd is in Nederland. In de openingstoespraak hoor ik dat er minstens 3000 bezoekers zijn. Dat kan alleen gebaseerd zijn op het aantal vooraf gekochte toegangsbewijzen. Daarbij komen dan nog de bezoekers die gewoon een kaartje aan de kassa kopen. Of de ‘vrienden van het Afrika Museum’ die net als ik een pas hebben waarmee je ongelimiteerd toegang hebt. Voor mijn gevoel is het dit jaar drukker dan ooit. Het lijkt of het merendeel van de bezoekers van Surinaamse afkomst is en de blanke Nederlanders een minderheid vormen. De parkeerplaatsen van het Afrika Museum staan flink vol met touringcar bussen waarmee de bezoekers uit het westen van het land zijn aangevoerd. Het lijkt vooral op een jaarlijkse ontmoeting tussen vrienden en kennissen. Er gaan klapstoelen en grote tassen met proviand mee. Ik kom er vooral voor de sfeer, de livemuziek en het Surinaamse eten. Het aantal kramen is groter dan vorig jaar en meer dan de helft verkoopt Surinaamse hapjes, maaltijden en sapjes. Bij de opening vertelt de presentatrice dat er dit jaar zeker zeventig kramen staan en dat we dat moet vergelijken met die schamele tien kraampjes bij de allereerste editie.
Terwijl ik langs de kramen slenter, op weg van de activiteiten naar de livemuziek, of andersom, hoop ik bekenden aan te treffen. Misschien iemand die ik ken van mijn eigen Suriname Experience, maar helaas vind geen enkele bekende. Wel kijk ik naar geboeid naar de Surinaamse vrouwen, de een nog mooier uitgedost dan de ander in een tropische kleurenpracht en met ingewikkelde hoofdtooi.
Een bijzonder cultureel evenement zijn de Winti dansen die gedemonstreerd worden vlak voor het podium. Helaas is het bij dit eerste optreden van deze dag al flink druk. Ik sta ongeveer op de derde rij en daar tussen de hoofden voor mij kan ik net iets zien van de spectaculaire dansen. Die ene grote Nederlander op de tweede rij, met rugzak en een flinke camera steekt boven alle Surinamers uit en belemmert ieders uitzicht. Die fotograaf wordt door de omstanders verzocht aan de kant te gaan staan. Ondanks de drukte, is de sfeer relaxt en gemoedelijk. Zonder problemen gaat de brede en grote fotograaf aan de kant. Van die dans met plengoffers zie ik niet veel, het lukt mij net om tussen de hoofden door een aardige detailfoto te maken.
De livemuziek vanaf het grote podium vind ik wel aardig, maar is stevig van volume. Tijdens het eerste nummer schuifel ik door de menigte naar achteren. Vanaf hier kijk ik uit op een swingende mensenmenigte die meedeint op de maat in de langzaam doorbrekende zomerzon. Na het tweede nummer besluit ik even verderop te gaan kijken bij jonge woordkunstenaars met Surinaamse ouders en vanuit die achtergrond een ander licht laten schijnen op de aspecten van slavernij. Zo beland ik op een stoeltje bij een voordracht van een jonge dame die haar verhaal van een meterslange papierrol leest. Een mooi moment om te proberen de ideale foto te maken. Hierdoor vergeet ik even naar haar verhaal te luisteren.
Het meest bijzondere van de hele dag vind ik de demonstratie van de Surinaamse uitvaart. In het programma van de dag staat dat er vertelt gaat worden over het Surinaamse gebruik om tijdens een uitvaart de overledene al zingend en dansend naar het graf te brengen. “Met eigen ogen zien? Dragervereniging Wi Kan Doe geeft een demonstratie onder begeleiding van bazuingroep Boven de Sterren”, zo staat het in het programma. Het begint in de zaal die voor lezingen gebruikt wordt en ik bereid me voor op een lang en saai verhaal. Tot mijn verbazing zit de zaal helemaal vol, inclusief het balkon. Na een hele korte inleiding speelt de bazuingroep swingende muziek. In de zaal wordt er vol op gedanst door de Surinamers. Dan begeeft de muziekgroep zich naar buiten, waar een draagbaar en een achttal dragers klaar staat. Het mondt uit in een vrolijke en swingende processie. De dragers voorop met de lege draagbaar en daarachter de bazuinband met vrolijke klanken. Het doet hilarisch aan, zeker omdat de dragergroep rondjes draait met het draagstel en meedanst en swingt met de opzwepende muziek. In de processie heerst een vrolijkheid die onvoorstelbaar zou zijn bij een Nederlandse begrafenis.
De dag wordt afgesloten met een mooi optreden van de Kaseko band Kankantrie op het grote podium. Het is swingend en opzwepend, maar vanwege het volume maak ik het mee vanaf de andere zijde van het grasveld. Hiervandaan kijkt ik uit over het groene grasveld dat nu zwart ziet van de mensen en gezellig meedanst, terwijl de zon langzaam achter de bomen zakt. De muziek is melodisch en heeft lange nummers gezongen in het Sranantongo. Een mooi moment om mij blik te laten gaan over al de fraaie mensen die luisteren, dansen, keuvelen, een bordje bami eten of een biertje drinken. Ik maak het festival helemaal mee en pas als de laatsten het grasveld verlaten, sluit ik daar achter aan.
Het festival loopt op het einde en ik ga bij de eetkramen nog kijken voor een avondmaaltijd. Bij veel kramen is het erg druk en daarom kijk ik als eerste bij een kraam waar weinig mensen staan en ik word direct geholpen. Het meeste wat op het menu staat is al op. Alleen de nasi amoksi met kip en vis is nog niet doorgestreept. Doet u dat dan maar, kost tien euro. Dan is blijkbaar de kip ook op, want die vind ik niet in mijn bakje. De vis met veel graat eet ik ook liever niet. Misschien had ik toch beter wat langer kunnen wachten bij een andere kraam.
Bij de receptie van het Afrika Museum informeer ik naar de verkoop van mijn boek dat ik daar in de museum winkel had laten stallen. Tot mijn verbazing zijn er deze dag enkele exemplaren van mijn boek ‘Vlucht naar Paramaribo’ verkocht. Ik zal niet rijk worden van de opbrengst, maar zo ben ik wel bezig om de investering terug te verdienen.